Pages

maandag 27 juli 2015

mijn cel

Hoezeer gevangen ik zit, kan alleen maar geïllustreerd worden door wat er gebeurd wanneer het regent: ik kan dan niet echt gaan wandelen, daar heb ik de kledij niet voor, die is te duur. En ook niet de fut, want ver wandelen in de regen deed ik ooit graag, met mijn vriendin. De vrouw die ver weg woont nu.

Ik ben werkloos en woon noodgedwongen op mijn 38ste bij mijn moeder op een kamertje in haar appartement. 
Noodgedwongen, want niemand wil leven bij de persoon die hij omwille van allerlei problemen ontvluchtte op zijn negentiende. Zeker niet wanneer je weet dat mijn ouders de oorzaak zijn dat ik tot mijn 20ste ongeveer mijn talenten niet heb kunnen ontplooien en zelfs werd weerhouden van enige hobby te hebben. Vandaar dat ik schrijf. Omdat dat het enige is dat me nog enige vrijheid geeft, of gaf.

Hier zit ik dan, na omzwervingen binnen de door mij zo verachtte technische sector, en na het mislukken van een relatie met een zogenaamde zielsverwant. Alles was nep. Zo bleek achteraf.
Niet dat ik het verschil weet, voor mij is alles echt. Ook als mensen me uitnodigen op linkedin en van die rommel. Netwerken is voor mensen die er bij horen en willen horen. De innovatieve, mobiele, supermensen met een gaaf gebit, mooie auto en een partner die hen liefheeft.

Je zit op je kamer, werkloos, om de 10 min. gestoord door triviale zaken (wat kan mij het een hol schelen dat de lift een raar geluid maakt), zoals geluiden van de keuken, gevloek, getier, honden die blaffen, kinderen die huilen, buren die lawaai maken en andere zooi die voortkomt uit het wonen in een complete afvalberg in de rand van Antwerpen.

Zo’n afvalberg waar men alle immobiele mensen dumpt. Mensen die geen inkomen hebben, marginaal zijn, dom zijn, te veel kinderen en honden hebben, ziek zijn, geen enkele taal deftig kunnen spreken en meestal te achterlijk zijn om zelfs uit dit veredelde getto te komen. Mensen die oud, versleten, depressief of verslaafd zijn. Mensen die men liever niet in de bruisende binnenstad heeft.
Er bestaan restaurants die aan slow-cooking doen, wel laat ons zeggen dat dit een slow-vernietigingskamp is. Waar marginalen en immobielen langzaam doodgeknuffeld worden in hun grijze opstapelwoningen. Maar ook dat mag ik niet zeggen. Want iedereen heef zijn waarde zogezegd. Iedereen zijn of haar waardigheid. Ook al is de waarheid iets minder democratisch en vrij. Ik woon hier zelf, ik ben dus vrij om te zeggen wat ik wil over mezelf en mijn omgeving.

Ik woon hier dus op zo’n kamertje. Achteraan is een terrasje waar ik me op een krukje net kan neerzetten. Beneden zie ik dan twee enorm dikke buren (ik noem hen ‘de varkens’) liggen in hun tuin van 3 of 4 meter. Ze voelen zich de koning te rijk.
Ik zit daarom meestal binnen… te kijken naar de ruimte om me heen. Het behangpapier stamt uit de bigin jaren 90 en is al even smaakloos en kitcherig dan het gedrocht dat hier voor mijn moeder woonde. Een dame die inmiddels uit pure ellende is doodgevallen (komt er van om donkerblauw behangpapier te kiezen). Andere papier hangen is me te veel. Geld uitgeven in huur appartementen doe ik niet meer, mijn ex heeft daar al genoeg fortuinen aan gespendeerd. 

Ik heb geen uitweg. Want mijn kindje komt een keer per week naar hier. De moeder is iemand die zichzelf perfectionist noemt (een veredelde egoïst dus). Ze heeft een entourage die haar helpt met het kind, zo’n 7 man die mee babysitten opletten en meehelpen. Ik heb niemand, buiten mijn moeder uiteraard. 

De schaamte is ook een deel van de tralies, die mijn gevangenis maken. Zeg maar eens tegen iemand die je leert kennen dat je bij je moeder woont en bovendien geen werk hebt. (Tinder anyone?;) Zeg maar eens dat je altijd zelf je plan hebt getrokken, tot een jaar terug, zeg maar eens dat je echt wel iets kan, maar dat je gezondheid er bij in is geschoten.
Het is niet waar. 
Deze maatschappij oordeelt wel. Je hebt geen werk, dus ben je een parasiet. Je leeft bij je moeder op je 38ste,… dus ben je een droplul EN parasiet.

En gelijk hebben ze hoor. Jawel, iedereen heeft altijd gelijk wanneer ze tegen een werkloze praten. Wat ik ook vertel, doe of wil… ik ben de pineut. Maar je mag niet zielig doen. Vooral blijven lachen. Zet desnoods een masker op. Of beter: blijf gewoon weg overal waar men graag vrolijke mensen ziet. Of hang jezelf op, da’s dan ook iets dat men me soms aanraadt. Toont hoe mooi en sociaal deze wereld is.

Door weer en wind ga ik met het openbaar vervoer of te voet, vanuit dit woonhol, deze verachtelijke plek die ik ooit verliet en nooit nog naar wilde terugkeren. 
Ik haal mijn kind op (want “dien dopper” heeft immers tijd genoeg om haar te halen en te brengen, daar houden de betere mensen om mij heen zich niet mee bezig. Ook al hebben ze allemaal minimaal twee auto’s voor de deur staan. Meneer de werkloze zal wel door de storm wandelen met zijn kleine spruit die het niet begrijpt en dan lastig doet. Ze slaat me en roept “stoute papa”. En ik pink een traan weg terwijl ik denk aan hoe ik vooral niet zielig mag overkomen. Ik schrijf het wel van me af, denk ik dan. 

De tram, daar zitten dan verzuurde bejaarden. Die klakkend met hun tong en oogrollend 
kijken vanop hun gratis zitplekje, ze denken waarschijnlijk aan hoe marginaal ik er uit zie in mijn goedkope Zeeman-kleding. Hoe ZIJ het allemaal voor elkaar hadden “in hunnen tijd” en dat de wereld zonder hen naar de verdoemenis is. Terwijl mijn kind het uithangt, weent om ‘mama’. De tram gaat dankzij de besparingen van de politici heel traag, en rijdt pas om de 35 minuten. Ik ben gemiddeld anderhalf uur onderweg. Veel te lang voor zo’n klein kind, ze is onrustig en wil naar huis. Ze wil spelen, eten of iets anders doen dan bekeken worden in een rijdende subsidiebak vol zuur volk. Ik hoop dat ze op haar 18de het verstand heeft om naar het buitenland te verhuizen en niet meer om te zien. 

Het zoeken naar werk levert een andere tralie op die mijn gevangenis compleet maakt: ik ben te oud, dus te duur. Want de marges liggen laag en men wil vooral mensen die jong, dynamisch en actief zijn en zich willen laten verleiden tot het werken voor een bedrijfswagen of hele lage nettolonen.
Of ik ben niet te oud, maar te slim.
Of ik ben niet te slim, maar te dom.
Te overgekwalificeerd, niet het juiste diploma, niet de juiste ‘look’, niet de juiste connecties.
De dingen die ik wel aangeboden krijg zijn te ver weg en bij ronduit louche bedrijven. Het soort van duivenkoten waar men elke 5-6 maanden nieuwe mensen binnen pakt om telkens van voordelige werknemers te kunnen genieten. Het soort bedrijven waar men brandbommen naar zou moeten smijten in plaats van subsidies en belastingsverlaging. 
De moeder van mijn kind wil het niet, want dan ben ik er niet voor mijn kind, dan kan ik haar niet op tijd afhalen op de dagen dat ze wil dat ik dat doe.
Fysiek is het niet mogelijk om om half vier aan een schoolpoort te staan, wanneer je met een wagen of openbaar vervoer 30 km. verder moet vertrekken om 17u. Maar ook dat is ‘zever’ van die stomme werkloze die ik inmiddels ben. Ik heb die stempel nu eenmaal. Alles wat ik zeg is per definitie larie. Babysit is er niet, kan ik niet betalen, en geraak ik ook niet aan. Vind maar eens iemand die hier in dit appartement bij de marginalen wil komen zitten letten op een peuter. 

Dus omzeil ik zo’n jobs met een handige uitleg. Want het is te ver weg, te min betaald om zelfs rond te komen voor de basisbehoeften. En om eerlijk te zijn, dit soort uitzuig-economie steun ik niet meer. De tijd dat ik puur om mijn werkwilligheid te tonen, aan verlieslatende condities ging werken (zoals op die helpdesk die me nèt niet genoeg opbracht om normaal te kunnen eten) is ver voorbij.

En dan is er de liefde van mijn leven,… ze twijfelt en denkt na. Al 15 jaar ofzo. Niks helpt.
Mijn vrienden dan… ze helpen waar ze kunnen. Maar ook hun bereik is stilaan ten einde. Je kan maar zo veel doen voor iemand. Bellen, mee helpen verhuizen, mee rondkijken naar een job. Maar meer ook niet.

Ik kijk uit mijn tralieraampje en zie dansende mensen, mensen in dure auto’s mensen met honden die van de kapper komen en weet dat ik deze wereld geen warm hart meer toedraag. 
Mijn andere tralie (de zoveelste) is mijn eigen negatieve houding. Althans, negatief in de ogen van mijn omgeving. Het houdt mensen tegen blijkbaar. Wel ja, waarom niet.

Wanneer ik buiten ga, kost het geld, en dat heb ik niet.
Wanneer ik binnen blijf, krijg ik verwijten, lawaai, kritiek en gezever, een neerwaardse spiraal.

Maar blijven positief zijn, blijven denken aan morgen, geloven in jezelf! Hoor je dan. 
Allemaal marketingbullshit is het, van mensen die dat zeggen tussen 10 en 16u, omdat het hun job is… bedoeld om hopeloze mensen zoals ik toch nog even te laten opbrengen, er de laatste druppel uit te persen. Nooit opgeven hoor… want ooit wordt je beloond. Zie je dat worteltje voor je ogen bengelen?

Mijn vader had me moeten zien nu. Heel z’n leven gewerkt en gezwoegd, om niks over te houden.
Da’s dan toch één ding dat ik van hem heb geleerd: ook al werk je kei hard, als gewone mens wordt je toch gepakt en uitgemolken. Dus kan je maar beter niet te veel doen is mijn conclusie. Een zielig eindpunt.

Maar ook dat zal wel larie zijn.
Van een werkloze in zijn cel.
Met een foto van een lachende peuter aan de muur.




een werkloze—-

1 reacties:

psychologische hulp zei

geweldig, ik begrijp je volledig, voel me net zo

Een reactie posten